JAN RUYCHROCK
De oudste vermelding, die ik van Jan Ruychrock ben tegengekomen, stamt uit 1425: een
bemiddeling van Filips van Borselen bij Filips de Goede voor kwijtschelding van misdaden van
Jan, begaan in het baljuwschap Rotterdam (b).
Waarom zou één van de belangrijkste edelen in Zeeland bemiddelen voor Jan Ruychrock? Jan
moet op dat moment al meer zijn geweest, dan een gewone burger. Ik heb echter onvoldoende
gegevens om dat te onderbouwen.
Later wellicht.
Jan heeft in zijn leven talrijke functies bekleed (b):
•
Vanaf 1427 is hij klerk van Filips van Borselen (ridder, heer van Borselen en Kortgene).
•
Samen met Jan van der Mije is hij rentmeester van Jacoba van Beieren van 1430>1434. Als
rentmeester maakt Jan in 1434 natuurlijk kennis met Frank van Borselen, die in dat jaar
officieel met Jacoba in het huwelijk treedt en in zijn bezittingen is hersteld.
•
Tot 1436 is hij rentmeester van Jacoba van Beieren en Frank van Borselen.
•
Hij is namens Frank één van de executeurs testamentair van Jacoba van Beieren (naast
Gillis van Wissenkerke (b)).
•
Kapelaan van het Heilig-Kruisaltaar in Den Briel, als opvolger van Hendrik van Driel,
aangesteld door het klooster Leeuwenhorst.
Het cisterciënzerinnenklooster Leeuwenhorst werd in 1261 gesticht door de gebroeders
Arnold en Walewein van Sassenheim, zonen van Walewein van Alkemade. Zij schonken
hiertoe gronden, die onder meer in Wateringen, Monster en Maasland gelegen waren. Deze
schenking werd in 1274/75 door graaf Floris V (1256-1296) bevestigd.
In de Raad bekleedt hij de volgende ambten (b):
•
1430-1433:
klerk en secretaris van Boudewijn van Zwieten (tresorier en
rentmeester-generaal bij de Raad van 1425-1432 (b))
•
1439-1443:
onbezoldigd raadsheer.
•
1453-1463:
bezoldigd raadsheer.
Hij volgt in deze functie Gillis van Wissekerke op, die deze functie heeft
bekleed van 1445-1453 (b).
Verder bekleedt Jan voor Frank van Borselen (ridder, graaf van Oostervant, heer van St.
Maartensdijken Scherpenisse, Zuilen en Westbroek, Hoogstraten, Kortgene, Zuid-Beveland,
Voorne, Evere, etc.,
†1470)
de volgende functies (b):
•
1436-1445:
rentmeester generaal
•
1445>1459:
raadsheer
•
1445>1460:
rentmeester van Sint-Maartensdijk
•
<1458:
rentmeester van Hoogstraten
•
1439-?:
baljuw van Grijsoord.
•
1441-1442:
samen met Gillis van Wissenkerke treedt Jan op als procureur in een proces
voor de Raad tegen Reinoud II van Brederode over usurpatie van Franks
rechten op de houtvesterij van de Haarlemmerhout.
(Opm.: Het botert so wie so al niet tussen de heren, omdat zij in de Hoekse
en Kabeljauwse twisten tegenover elkaar staan).
Tenslotte wordt Jan in 1472 door zijn zoon Klaas opgevolgd als Hoogheemraad van Delfland.
Citaat uit de website van het Hoogheemraadschap Delfland:
Vanaf de tweede helft van de 13de eeuw begint de graaf van Holland met het delegeren
van waterstaatkundige bevoegdheden. Zo draagt graaf Floris V in 1289 een aantal van
die bevoegdheden over aan zogenoemde heemraden (= hoogheemraden, leden van het
dagelijks bestuur van het waterschap).
Het betreft het schouwen (controleren) van waterwerken, het vaststellen van keuren en
het spreken van recht in waterstaatsaangelegenheden.
Het zwaartepunt van de bestuurs- en rechtsmacht ligt aanvankelijk bij de
hoogheemraden. Deze lieden van goede komaf stellen de keuren vast, zien toe op de
naleving ervan, drijven de schouw, besteden werken aan en berechten de overtreders
van de keuren.
De bevoegdheden op waterstaatkundig gebied zijn tot 1454 niet afgebakend. Hierdoor
ontstaan herhaaldelijk competentiegeschillen tussen hoogheemraden en
ambachtsbesturen.
Een vonnis van het Hof van Holland in dat jaar schept enige duidelijkheid omdat daarin
is vastgelegd welke waterwerken in beheer zijn bij de ambachtsbewaarders.
Kortom, Jan Ruychrok verkeert in de hoogste bestuurlijke kringen van Holland en Zeeland.
Jan Ruychrock is, samen met Godschalk Oom, een van de weinige 'sociale stijgers', die in de
vijftiende eeuw door weten te dringen tot de rangen van de ridderschap. Volgens Antheun Janse
wordt deze sociale mobiliteit mogelijk gemaakt door Jans carrière in dienst van de
Bourgondische hertog. Het symbolisch hoogtepunt van deze carrière vindt plaats in 1448 als Jan
een kasteel (Werve bij Rijswijk) koopt, waarnaar zijn kinderen zich zullen noemen.
Hij kan dan ook gerekend worden tot de groep 'professionele ambtenaren die (...) in rijkdom,
aanzien en levensstijl aansluiting vinden hij de adel' (b).
JAN RUYCHROCK EN FRANK VAN BORSELEN
Bij een reorganisatie van de Raad in 1445 verliest Frank van Borselen zijn recht deel te nemen
aan de zittingen van de Raad: het belangrijkste gewestelijke bestuursorgaan. De hertog duldt
niet langer de invloed van niet-bezoldigde raadsheren (b).
Op gewestelijk niveau blijft Frank van Borselen zijn stempel drukken op de besluitvorming in de
Raad, zij het niet persoonlijk maar via zijn stromannen.
De benoeming van zijn raadsheer Gillis van Wissenkerke tot lid van de Raad in 1445 betekent,
dat hij een eigen intelligente cliënt in de instelling krijgt. Deze bastaardzoon van de deken van
het kapittel van Sint-Pieter te Middelburg was al sinds de jaren dertig bij Frank in dienst.
Frank betaalde zijn raadsheer niet slecht (200 schilden), maar zijn benoeming in Den Haag
betekende toch een verdubbeling van zijn salaris (b).
Na Gillis' dood in 1453 wordt de plaats van Gillis ingenomen door zijn collega Jan Ruychrock,
eveneens afkomstig uit de 'stal' van Borselen en Beieren.
Jan is geen professioneel jurist, maar hij heeft wel een andere expertise, namelijk de financiën.
Hij leerde het vak als klerk van rentmeester Bewestenschelde van Filips van Borselen, wiens
nalatenschap hij na zijn dood beheert (b).