1918 - 1920
Voor Annie was het een groot feest om Piet van Zelst rond te dragen, maar Marie vond het niet
altijd goed. En dan kreeg Annie nog al eens te horen van Marie: "Laat dat kind toch lopen". En
toen begon Piet zijn moeder na te zeggen alzo hij het kon, en zeide dan: "Laat dat kind toch
jopen". De 'l' kon hij nog niet zeggen.
Maar aan het wonen in de Stationsweg kwam ook weer een einde, omdat ons huis verkocht werd
en wij moesten iets anders zoeken. En er was niets anders als er stond een directeurswoning van
de groente-inmaak-fabriek leeg.
De huur voor dat huis was wel drie maal zo hoog als dat van het huis in de Stationsweg, maar wij
moesten het wel nemen. Het verhuizen heeft niet veel gekost. Piet Braak kreeg een paard en
wagen (karwij karos) van zijn baas om te verhuizen. Maar het was een groot huis en onze spullen
pasten er niet in. En had al zo veel kaal vloer dat elke week geboend moest worden. Annie was
toen nog op school en er waren toen nog een paar betalende gasten bij ons. Maar het was een
grote tour om met het geld rond te komen.
Er waren nog meer huizen bij de fabriek die er gezet waren voor het personeel van de fabriek,
maar bij de opheffing van de fabriek waren de kleinere huizen en een terrein aangekocht door
de suikerfabriek te Halfweg. en ik wist dat een van die huizen leeg zou komen en dat scheelde
de helft in de huishuur, en het hoofdkantoor was Keizersgracht te Amsterdam.
En ik ben er maar naar toe gegaan en een heel deftige Dokter Mr. Gunning, die mij heel
vriendelijk te woord heeft gestaan, heb ik ons moeilijke bestaan uitgelegd. En wij kregen het
huis dat twintig meter verder stond.
Het verhuizen was vlug gebeurd alles kon overgedragen worden.
En wij voelden of ons best thuis.
Het was juist zomertijd en wij zouden een dag naar het strand gaan te Zandvoort, met het hele
gezin. De fietsen werden klaar gemaakt en het eten voor de gehele dag.
De jongens wilde zwemmen en liepen een eind het strand op en wij moesten hun kleding en
spullen zolang bewaren. Maar na een poosje begon er één in het water te zwaaien, maar wij
wisten nog niet direct wie het was.
Het was Piet Braak. Hij voelde zich plotseling niet goed en wilde het water uit.
Maar verders maakte hij de dag nog aardig goed mee.
Maar ik vond dat hij er nog niet goed uitzag. En de volgende dag zou hij met Kees Zomers,
een kennis van hem, gaan werken in de omgeving van Alkmaar. Maar ik vertrouwde er niet op
dat Piet wel goed was daags na de dag naar zee.
Ik vroeg Kees Zomers om hem maar thuis te laten, maar dat vond Kees Zomers overdreven,
omdat Piet was zo flink en sterk en kon dat best mee maken. Maar twee dagen later kwam Piet
doodziek weer terug thuis, zodat wij hem zijn goed uit moesten trekken en hem op bed moesten
leggen.
De dokter was vlug gehaald, en zeide hoe kunnen ze zo iemand alleen terug naar huis laten
gaan. Maar met veel zorg is hij er weer bovenop gekomen.
Maar er kwam nog wel spanning om.
Het was juist concours en dan moest ik toen alle jaren in het buffet staan in het Hotel van P. de
Groot te Hoofddorp. En het was juist die dag dat er een heer Piet vertelde dat hij voor een
poosje naar een sanatorium moest.
En daar kreeg Piet Braak de schrik van zijn leven van, maar wij hebben hem niet laten gaan. De
dokter had aanvankelijk al gezegd dat hij er niet voor in een sanatorium kon leggen.
En toen de dokter later Piet beter verklaarde, stuurde ik de dokter een bosje bloemen.
En hij vond dat zo aardig en kwam vertellen dat wij deze goede afloop wel een wonder mochten
noemen. En het was wel vreemd om dat uit die dokter zijn mond te horen, want niemand heeft
hem ooit een kerk binnen zien gaan. Hij was wel streng maar een goede en edele man
(Dr.Nanninga).