NATIONALE MILITIE
Het is niet duidelijk of Carl Suren zijn tijd heeft uitgediend bij de Nationale Militie. Wél
duidelijk is, dat hij op 7 maart 1860 een oproep heeft ontvangen om voor de Militie-Raad te
verschijnen, indien hij meent recht te hebben op vrijstelling:
SCHUTTERIJ
Het is mij niet duidelijk, of Carl inderdaad die vrijstelling heeft gekregen. Hij is wel ingedeeld
geweest bij de Schutterlijke Dienst, getuige de onderstaande ontslagbrief van 15 augustus 1876
wegens bereiken van de maximale leeftijd:
Wat deze Schutterlijke dienst beoogt, staat in artikel 213 van de grondwet uit 1815:
In alle gemeenten, welker bevolking binnen den besloten kring of omtrek der gebouwen, 2500
zielen en daarboven bedraagt, worden als van ouds Schutterijen opgerigt, tot behoud der
inwendige rust. Deze Schutterijen dienen in tijden van oorlog en gevaar, tegen de aanvallen van
den vijand. In andere gemeenten worden, in tijd van vrede, Rustende Schutterijen ingesteld,
welke, in geval van oorlog, gezamenlijk met de vorengemelde dienen als een Landstorm, tot
verdediging des vaderlands.
Behalve het organiseren van een beroepsleger in de vorm van de vaste Zee- en Landmacht en
het optuigen van een uit vrijwilligers en dienstplichtigen bestaande Nationale Militie voelt de
wetgever dus de behoefte, ook op stedelijk niveau een (para)militaire organisatie te vestigen in
de vorm van Schutterijen. Deze plaatselijke Dienstdoende Schutterij is in de eerste plaats een
organisatie van burgers die naast hun dagelijkse werkzaamheden gedurende een aantal jaren
binnen de gemeente schutterlijke plichten vervullen.
In een aantal gevallen wordt vrijstelling verleend, bijvoorbeeld wanneer een persoon kleiner is,
dan 1 el en 570 strepen (= 1,57 meter).
Stond op de pas van Carl in 1856 nog een lengte van 1,37 meter: tussen zijn 25e en 35e
verjaardag (Schutterijplichtige leeftijd, gedurende een periode van 5 jaar) is hij gegroeid tot
minimaal 1,57m, want hij heeft geen vrijstelling genoten.
Het Franse metrieke stelsel van maten en gewichten
(gebaseerd op de meter en zijn tiendelige veelvouden en
onderdelen) wordt omstreeks 1810 in de Nederlanden
ingevoerd. In 1820 wordt het decimale stelsel in
Nederland tot officiële standaard verheven; de Franse
terminologie wordt bij die gelegenheid echter vervangen
door de oude Nederlandse benamingen. Zo ontstaat voor
de lengtematen de volgende curieuze situatie waaraan
pas in 1937 een einde komt: streep (= mm), duim (= cm),
palm (= dm), el (=m), roede (= dam), mijl (= km). Eén
Nederlandse el en vijfhonderd zeventig strepen komt na
1820 dus overeen met een lengte van 1.57 m.