HUWELIJKSRECHT door Mr. L.J. van APELDOORN. Mr L.J. van Apeldoorn bespreekt in zijn boek (b) de geschiedenis van het Nederlandse huwelijksrecht onder het Germaanse, het Kanonieke, het Gereformeerde en het Neutrale recht.  Veel van de huidige gebruiken en terminologie worden in dit boek verklaard, door ze in een logisch verband te plaatsen. Op deze pagina en de volgende een samenvatting. Ik vermeld niet steeds expliciet de overeenkomsten met de huidige tijd. Ze zijn zo al duidelijk genoeg. De cijfers tussen haakjes verwijzen naar een paginanummer in dit boek. Wezen en doel van het huwelijk. In het wezen en het doel van het huwelijk staan het geestelijke element (het samenleven) en het materiele element (het krijgen van kinderen) centraal, of zoals Hugo de Groot het omschrijft: Het huwelijk is “een verzameling van man ende wijf tot een gemeen leven, medebrengende een wettelick gebruick van malkanders lichaem”(9). Het oud-Joodse recht en de Katholieke Kerk leggen vooral de nadruk op het krijgen van kinderen als het doel van het huwelijk. De Gereformeerde Kerk zag het doel van het huwelijk allereerst in de levensgemeenschap der echtgenoten. Bij de Germaanse beschouwing komen beide elementen tot hun recht (8-12). Oud Germaans recht. Volgens oud Germaans recht maakt de man het huwelijk door het meisje te beslapen met de bedoeling haar tot zijn vrouw te maken. Maar om dat meisje tot zijn vrouw te kunnen maken, moet hij haar eerst in zijn macht hebben door de “mund” te kopen (van haar vader of mundheer) of het meisje te roven. Koopovereenkomst en levering zijn in die tijd al gesplitst: na de overeenkomst belooft de vader of de voogd het meisje te zullen leveren (”verloofde” haar) op de afgesproken dag. Ingeval van ontbreken van deze overeenkomst kan de man het meisje roven en kan hij door de bijslaap het huwelijk alsnog voltrekken. De mundheer behoudt dan het beschikkingsrecht over het meisje en kan haar terugeisen: het huwelijk kan dus wel worden voltrokken, maar er ontbreekt een wezenlijk deel. De verkoop en overdracht van het meisje ontwikkelt zich tot de verkoop en de overdracht van de mund. Op de huwelijksdag volgt dan de overgave (traditio), die nog herinnert aan het oude recht. Het eind van deze ontwikkeling is, dat men huwelijk en mund als onafscheidelijk verbonden ging beschouwen. De vrouw kiest dus niet alleen een man maar ook een voogd. Zoals zo vaak handhaven oude vormen zich met een gewijzigde betekenis: wat vroeger betekende overdracht van de mund, betekent nu toestemming tot het huwelijk. Juist omdat de mund automatisch overging bij het huwelijk, achtte men het niet geoorloofd dat het meisje een huwelijk aanging zonder toestemming van haar vader of voogd. “Verloving” en “overgave” blijven bestaan maar in een gewijzigde betekenis. Ontbreken daarvan maakt het huwelijk niet minder geldig. Ook de noodzaak van toestemming van vader, broers of voogd zal in de Middeleeuwen langzaam verdwijnen, doordat men onder invloed van de Kerk tot de beschouwing komt, dat het meisje moet kunnen beschikken over haar eigen lichaam. De vrouw kan dus al zelf een huwelijk sluiten, lang voordat zij ten aanzien van andere rechtshandelingen nog vertegenwoordigd wordt door haar voogd (30). Met het verdwijnen van de noodzaak van toestemming verandert het betalen van een koopprijs langzamerhand in een schijnprestatie van de bruidegom bij de verloving. Hij geeft bijvoorbeeld een arrha in de vorm van een handgeld of een ring. Later, als het meisje zichzelf kan verloven ontvangt zij de ring. Nog later is het uitwisselen van ringen opgekomen (35). In ons land is het geven van geldstukken of andere voorwerpen dan ringen bij de verloving op verschillende plaatsen nog lang gehandhaafd. In Friesland zelfs nog tot de 19 e  eeuw. Het Kanonieke recht. De kerk heeft vanouds wel regels vastgesteld betreffende het huwelijk (vooral ten aanzien van huwelijksbeletselen en ontbinding van het het huwelijk), maar die gingen voor een goed deel lijnrecht in tegen de volksovertuiging en de zeden bij de oude Germanen. De Kerk zocht daarom voor handhaving van de regels de hulp van de Staat, maar was daarover op den duur niet tevreden. Vanaf de 12e eeuw verdedigen theologen het standpunt, dat het huwelijk een sacrament is, steunend op de instelling door Christus. Het huwelijk is daardoor een zuiver geestelijke zaak en behoort tot het terrein van de geestelijke wetgever en de geestelijke rechter. Vanaf de 13e eeuw begint de Staat deze bevoegdheid te erkennen en zich te onthouden van het stellen van nieuwe regels op dit punt. Wel sprak de Staat een woordje mee ten aanzien van de uitvoering van de regels (38, 39). Ook het kanonieke recht maakt onderscheid tussen verloving (sponsalia de futuro) en huwelijkssluiting (sponsalia de praesenti), maar de verloving is ook hier niet noodzakelijk voor de totstandkoming van een huwelijk (44,45): voldoende is, dat partijen verklaren, elkaar ten huwelijk te nemen. De daaropvolgende bijslaap is, ook zonder voorafgaande aankondigingen, volgens kanoniek recht voldoende voor een geldig huwelijk. Uitblijven van huwelijksaankondigingen was weliswaar verboden, maar werd bijna niet bestraft, anders dan met een boete. Gevolg is een groot aantal clandistine huwelijken in de Middeleeuwen, en daardoor onzekerheid over de wettigheid van het huwelijk en de kinderen. Verder bestaat daardoor de mogelijkheid van dubbele huwelijken, huwelijken in een verboden graad van verwantschap, verbreking van een heimelijk huwelijk etc. Aanleiding voldoende, om tegen de clandistine huwelijken op te treden. Voorschriften voor het bijhouden van doop- en trouwregisters van de RK Kerk zijn vastgesteld tijdens het Concilie van Trente (1545-1563). Het huwelijk moet worden ingzegend in een kerk ten overstaan van een priester en getuigen na drievoudige aankondiging, en vervolgens worden vastgelegd in een huwelijksregister. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat vanaf die datum onmiddellijk en overal deze registers (nauwkeurig) worden bijgehouden, laat staan dat ze vanaf die datum bewaard zijn. Weliswaar zijn ook deze regels geen voorwaarde voor een wettig huwelijk, maar een pastoor zal zijn medewerking niet verlenen, als aan deze voorwaarden niet wordt voldaan (53, 54). Ondanks het verzet tegen deze regels, worden zij na de invoering van de Bisschoppelijke herindeling der Nederlanden (1559) vanaf 1568 doorgezet. De plechtigheden bij een huwelijk verschillen onderling in de bisdommen, maar in hoofdzaak komt de ritus (zoals gesanctioneerd door het Concilie van Trente) neer op het volgende: De trouwing geschiedt door de priester vóór de kerkdeur (in facie ecclesiae: een uitdrukking die veel wordt vermeld in de trouwboeken van de RK Kerk). Na het jawoord van bruidegom en bruid, legt de priester de rechterhand van de bruid in de rechterhand van de bruidegom en bekrachtigt het huwelijk in de naam van God. Ín de kerk opdragen van de bruidsmis (benedictie), waarin verschillende gebeden voor het bruidspaar worden ingelast (66). De trouwing geschiedt vóór de kerkdeur als herinnering aan het feit, dat deze koppeling niets anders is dan de vroegere tradito pullae (=overgave van de bruid aan de bruidegom). Deze wereldlijke handeling wordt dan dus verricht door de priester. Later wordt ook deze koppeling door de priester verplaatst binnen de muren van de kerk, zodat ook de laatste herinnering aan deze van oorsprong wereldlijke handeling verloren gaat (68). Het Gereformeerde recht. Na het verbod op de katholieke religie verdwijnt de katholieke geestelijke overheid. Het kanonieke recht is door de gereformeerde overheid echter nooit nadrukkelijk afgeschaft. Het is een deel geworden van het rechtsbewustzijn, dat niet kan worden gemist, zolang er niets anders voor in de plaats is gekomen. Voor zover de regels van het kanonieke recht niet specifiek Rooms zijn, blijft men er naar leven en blijft men ze toepassen in de rechtspraak, veelal zonder dat de herkomst bekend is. Het gereformeerde huwelijksrecht komt mede daardoor voor een goed deel overeen met het kanonieke recht (77). De Gereformeerde kijk op het huwelijk is een andere dan de Katholieke. Volgens de katholieke opvatting is het huwelijk een sacrament en hoort tot het terrein van genade en dus tot dat van de Kerk. Volgens de Gereformeerde beschouwing hoort het huwelijk tot het natuurlijke leven en ligt dus op het terrein van de maatschappij en de Staat. Vandaar ook, dat de Gereformerde kerk altijd het recht van de Staat heeft erkend, om wetgeving en rechtspraak in huwelijksaangelegenheden uit te oefenen (70). Maar zij beschouwd het huwelijk wél als een goddelijke instelling en dient uit dien hoofde kerkelijk te worden ingezegend. Verder stelt de Gereformeerde Kerk aanvullende regels voor zover de overheid in haar ogen te kort schoot, en om onder haar eigen leden tegen te gaan wat zij op dit gebied als zonde beschouwt. Ook wil zij het recht hebben gehoord worden bij het opstellen van regels door de overheid, maar die heeft dat recht niet erkend (73).  Behalve ordonnanties van de overheid en kerkelijke voorschriften gelden ook nog de regels vanhet Goddelijk Recht uit het Nieuwe Testament. De regels uit het Oude Testament worden niet erkend, omdat die worden beschouwd als zijnde alleen gegeven aan het Joodse volk (75). Tijdens de Republiek gelden samenvattend de volgende regels: Door de sponsalia de praesenti (huwlijkssluiting) ontstaat tussen partijen een onverbreekbare band, die zij verplicht zijn te bevestigen. In Friesland, Drente, Overijssel, Zeeland en Utrecht ontstaat door de sponsalia de praesenti zonder meer een huwelijk, maar geheel kompleet wordt dit eerst: in Friesland en Drente door de bijslaap. in Zeeland en overijssel door de huwelijksbevestiging in Utrecht door huwlijksbevestiging én bijslaap In Gelderland en Holland en later ook in Groningen ontstaat het huwelijk door de bevestiging van de sponsalia de praesenti (123). Het Neutrale recht. In het ‘Wetboek Napoleon ingerigt voor het koningrijk Holland’ van het jaar 1809 staat voor wat betreft de huwelijkssluiting in hoofdzaak het Gereformeerde Hollandse Recht, maar in overeenstemming gebracht met het beginsel van de scheiding tussen kerk en Staat (123). Het wetboek onderscheidt trouwbeloften, ondertrouw en huwlijksvoltrekking.
Site Map
HUWELIJKSRECHT
ALGEMEEN